Woordenlijst voor weerkalender

Bericht van: Hendrik (Londerzeel-B) , 10-07-2009 21:21 

Hoi,


Zoals sommigen wellicht weten, hou ik dagelijks weersverslagjes bij. Deze ben ik nu aan het bundelen om er een papieren versie te maken. Een soort van boek dus. Het voelt namelijk prettiger als ik al dat werk van de voorbije jaren ook eens kan 'vastpakken' en in het boekenrek zou kunnen zetten. (laat ze dan maar komen, die computervirussen).
Het zou een soort van weerkalender worden waarbij je gewoon bladert naar een bepaalde dag en van die dag alle verslagen van de voorbije jaren kan lezen.

Nu zou ik dat boek ook uitlenen of kopiëren voor geïnteresseerde mensen, en omdat die niet altijd alles weten over de weerkundige termen die ik in mijn verslagjes gebruik, heb ik een lijst gemaakt met de meeste termen die erin voorkomen.

Het kan misschien zijn dat ik bij sommige verklaringen onzin aan het uitkramen ben (ik weet bijvoorbeeld pas sinds begin dit jaar dat een wallcloud niet hetzelfde is als een shelfcloud) dus wil ik deze woordenlijst voor de zekerheid eens op Weerwoord zetten. Mocht iemand iets opmerken dat niet klopt, mag dat steeds worden gezegd, zodat ik het nog kan aanpassen. Voor de opmerkingen zal ik jullie heel dankbaar zijn, en ik kan het boek/kalender dan ook aan jullie aanbieden.

Hieronder volgt de woordenlijst: (hopelijk kan weerwoord al die tekst slikken...)


Anticyclonaal

Hiermee bedoelt men een stromingspatroon waarin de isobaren (lijnen van gelijke luchtdruk) in de richting van een hogedrukgebied gekromd zijn. Men spreekt ook wel van een anticyclonale invloed.

Back bent- occlusie

Bij verder ontwikkelde depressies komt het voor dat de occlusie zover doorbuigt, dat ze in de Straalstroom terecht komt die zich ten zuiden van de depressiekern bevindt. Ze wordt dan door de krachtige stroming achterwaarts meegezogen waardoor eerst het koufrontgedeelte, en dan pas het warmtefrontgedeelte over de waarnemer trekt, terwijl het normaal andersom is. Ook typerend is dat het wordt voorafgegaan door het afzonderlijke warmte- en koufront van de depressie, of in sommige gevallen de 'gewone' occlusie.

Buienschaduw

Wanneer onstabiele, vochtige zeelucht met een westelijke tot noordwestelijke stroming wordt aangevoerd, moet deze over de Britse eilanden trekken voor ze ons kan bereiken. De buien worden boven het land niet langer gevoed met vocht uit de zee, waardoor deze weer afsterven. De lucht is grotendeels uitgedroogd wanneer hij de eilanden heeft overgestoken, en kan op het korte traject over de Noordzee niet meer voldoende vocht opnemen om nieuwe buien te vormen. Het resultaat is droog en licht tot halfbewolkt weer in onze streken terwijl het verder naar het noordoosten, waar de lucht een langere afstand over zee kon afleggen, wel tot buien kwam. Vooral de zuidwestelijke helft van België is erg gevoelig voor dit verschijnsel terwijl de noordelijke helft van Nederland buiten deze beschermende invloed valt, en veel vaker met felle Noordzeebuien te maken krijgt. Wanneer de wind door hogedrukopbouw ten westen van ons naar het noorden ruimt, valt het schaduweffect echter ook in België weg en kunnen er overal buien opduiken. Trogvormige storingen kunnen eveneens voor tijdelijke windruimingen zorgen, die de buien verder naar het zuidwesten laten doordringen.

CAPE

Convective Available Potential Energy: Dit is de energie die 'beschikbaar' is voor het ontwikkelen van een (onweers)bui. Deze wordt bepaald door de luchttemperatuur en de absolute vochtigheidsgraad. Vocht geeft immers warmte af als het condenseert, en als de luchtmassa hierdoor warmer wordt dan de omgeving, gaat deze stijgen. De hoeveelheid warmte die hierbij vrijkomt, wordt uitgedrukt in joules per kubieke meter lucht, en geeft een idee over de kansen op zware onweersbuien. Een hoge CAPE wil echter niet altijd zeggen dat er (hevig) onweer komt, want er is ook nog een 'trigger' nodig om het condensatieproces op gang te brengen. Meestal is dit een convergentielijn, koufront of sterke instraling door de zon. Bij lage CAPE's kan in sommige gevallen toch nog zwaar onweer ontstaan, meestal gaat dit om dynamisch onweer, getriggerd door krachtige luchtstromen op grote hoogte. Het onweer van 1 oktober 2006 en 5 februari 2008 zijn hier een mooi voorbeeld van. In onze streken is 2000 joule/m³ uitzonderlijk hoog te noemen, maar in Noord- Amerika komen waarden tussen 3000 en 8500 vaak voor tijdens het tornadoseizoen en in de zomer.

Cluster

Afzonderlijke elementen die zich gegroepeerd hebben. Een buiencluster heeft dus betrekking op een aantal buienwolken die zich hebben georganiseerd in een groep. Wanneer deze organisatie bij onweer sterk uitgesproken is, wordt er ook wel gesproken van geclusterd onweer.

Convergentielijn

Tijdens de zomer komt het vaak voor dat koele valwinden uit de buien in een koufront een heel eind voor het front uitstromen. Deze stroming staat min of meer haaks op de oorspronkelijke stroming, waardoor er een nieuw 'front' ontstaat waar beide luchtsoorten samenvloeien. Dit front wordt een convergentielijn genoemd. Hier ontstaat vaak onweer op, doordat de koele luchtstroom de warme luchtlaag optilt. Typerend voor zo'n situatie is dat het tijdens een zwoele zomerdag plots tot onweer komt, het vervolgens opnieuw warm en zonnig lijkt te gaan worden, maar het al snel begint af te koelen onder de lichtbewolkte tot heldere hemel. Na een tijdje maakt het eigenlijke koufront dan haar doortocht, dat dikwijls veel zwakker is met gewone regen. Als de lucht te droog is, ontstaat er geen onweer en is de passage enkel merkbaar aan het plots opsteken van een koele wind die naar het westen of noordwesten draait (windruiming). Doordat de eerdergenoemde valwinden enkel optreden als de onderste luchtlagen niet met vocht verzadigd zijn, ontstaat een convergentielijn meestal boven land, tijdens het warme seizoen (mei- september).

Cyclonaal

Hiermee bedoelt men een stromingspatroon waarin de isobaren (lijnen van gelijke luchtdruk) in de richting van een lagedrukgebied gekromd zijn. Men spreekt ook wel van een cyclonale invloed.

Diktewaarden

Het hoogteverschil tussen twee drukvlakken wordt de diktewaarde genoemd. Deze wordt uitgedrukt in decameter (dam), en heeft meestal betrekking op het 1000 - 500 hPa vlak. Deze waarden zijn afhankelijk van de luchtdruk op zeeniveau en de temperatuursopbouw van de atmosfeer tussen beide drukvlakken. Lage diktewaarden duiden op koudere lucht die inkrimpt en daardoor compacter is. De luchtdruk neemt dan sneller af met de hoogte, waardoor beide drukvlakken dichter bij elkaar liggen. Daarom worden ze vaak gebruikt om na te gaan of de neerslag uit een storing of buiengebied al dan niet uit sneeuw zal bestaan. Diktewaarden die beneden de 532 dam (5320 meter) dalen, geven aan dat er een grote kans is dat de neerslag uit sneeuw zal bestaan.


Downdraft

Dit is een koude luchtstroom die zich in een regen- of onweersbui naar beneden verplaatst. Ze ontstaat doordat de regen bij het vallen gedeeltelijk verdampt, en daarbij warmte aan de lucht onttrekt. Deze lucht wordt kouder en gaat daardoor zwaarder wegen, zodat hij gaat zakken. Hoe droger de luchtlaag waar de neerslag door valt, hoe sterker deze afkoelt en hoe sneller hij naar beneden zakt. Hierdoor kunnen de valwinden die ermee gepaard gaan, bijzonder krachtig zijn als er onweer komt opzetten terwijl de luchtvochtigheid in de onderste luchtlagen erg laag blijft. Uitstromende koele lucht aan de achterzijde van een bui heft meestal de heersende winden, die in tegengestelde richting bewegen, op waardoor het na de passage van een bui dikwijls opvallend rustig is.

ECMWF

European Center for Medium-range Weather Forecasts: dit is een onafhankelijke Europese organisatie die zich bezig houdt met het ontwikkelen van computermodellen om op basis van het gedrag van de atmosfeer voorspellingen te maken. Andere activiteiten zijn het verzamelen en opslaan van weerkundige gegevens, beschikbaar stellen van computerfaciliteiten aan de lidstaten en het geven van onderwijs aan onderzoekers en meteorologen. Deze organisatie is gevestigd in het nabij Londen gelegen Reading.

Embedded storm

Ook wel verscholen onweer genoemd: een onweerswolk wordt door omringende wolken uit een front of andere storing aan het zicht onttrokken. Men krijgt dan een zwaarbewolkt of regenachtig weerbeeld waarbij enkel de bliksem of donder verraadt dat er onweer in de buurt is. Op de satellietbeelden zijn ze te herkennen aan helwitte vlekken die in de wolkenband ontstaan, terwijl ze vanuit een vliegtuig zichtbaar zijn als grote, aambeeldvormige uitstulpingen in de omringende bewolking.

Ensembles

Dit zijn numerieke weersvoorspellingen, waarbij men de beginwaarden die voor de berekening worden gebruikt, opzettelijk laat afwijken van de werkelijke waarden. Hierdoor ontstaat een grafiek met verschillende lijnen die elk met een gewijzigde berekening overeenkomen. Als deze lijntjes min of meer overeen komen, wil dat zeggen dat de voorspelling weinig wordt beïnvloed door de aangebrachte wijzigingen, en dus betrouwbaar is. Als de lijntjes sterk uit elkaar lopen, zegt men dat er teveel spreiding is en dat er weinig zekerheid is dat de voorspelling zal uitkomen. Men kan ook conclusies trekken door de berekeningen (ook wel runs genoemd) van verschillende tijdstippen te vergelijken. Als de lijntjes overeen komen maar de run van 06H sterk afwijkt van de run van 12H, wil dit zeggen dat de voorspelling alsnog onbetrouwbaar is. Naast grafieken bestaat er ook een versie waarbij lijnen van gelijke luchtdruk, temperatuur etc. volgens hetzelfde principe op een gewone landkaart worden uitgetekend. Door hun typische uitzicht worden deze ook wel spaghettikaartjes genoemd.

GFS

Global Forecast System: een wiskundig rekenmodel dat vier keer per dag door NOAA wordt gerund. Hierdoor bekomt men voorspellingen die tot 16 dagen in de toekomst gaan. Deze krijgen dan vorm als temperatuurskaartjes, neerslagkaartjes, grafieken, tabellen etc. De betrouwbaarheid loopt echter sterk terug na 7 dagen doordat er veel factoren zijn die het weer beïnvloeden en zelfs met de gebruikte supercomputers niet in de berekeningen kunnen worden meegenomen.

Gustfront

Dit is de voorste begrenzing van de koude valwinden die uit een (onweers)bui wegstromen. Doordat deze luchtstroom kouder is dan de omgevingslucht, tilt hij deze op en ontstaan er boven het gustfront dikwijls stapelwolken die kunnen uitgroeien tot nieuwe buien.

Halo

Dit is een kring rond de zon, maan of elke andere lichtbron, welke wordt veroorzaakt door ijskristallen die door de lucht zweven. Deze doen dienst als kleine prisma's die wit licht in alle kleuren van de regenboog splitsen. In onze streken komt dit dikwijls voor bij Cirrostratusbewolking aan de voorzijde van een warmtefront. Het spreekwoord 'kring rond de zon brengt water in de ton', heeft dan ook betrekking op de regen die bij de passage van het warmtefront zal vallen. Een hoogtefront, restanten van uitgedoofde (onweers)buien of sluierbewolking van een depressie die onder ons doortrekt, levert ook dikwijls halo's op, dus dit spreekwoord gaat in de meeste gevallen niet op. Merk op dat de binnenkant van een halo een rode kleurentint heeft terwijl de buitenkant paars/blauw is, en dat deze kleuren veel bleker zijn als bij een regenboog. Bij extreem koud weer kan de lucht gevuld zijn met ijskristallen van opstuivende sneeuw, en zie je ook halo's verschijnen. De afstand tussen de zon en de kring bedraagt meestal 22-23 graden, maar er zijn ook zeldzame gevallen met afwijkende diameter zoals de 46 graden halo of de nog veel zeldzamere 6 graden- versie die de afgelopen 30 jaar nog maar één keer werd waargenomen in Malderen.


Hoogtefront

Scheidingslijn tussen twee luchtsoorten in de bovenlucht. Meestal gaat dit gepaard met hoge en middelhoge bewolking en valt er weinig of geen neerslag. Dikwijls blijft de zon door deze bewolking heen schijnen waardoor dit voor de meeste mensen onopgemerkt voorbijgaat. De wisseling van luchtsoorten kan echter aanleiding geven tot een (on)stabielere atmosfeer waardoor er achter een hoogtefront plots buien ontstaan, of de aanwezige buien het opeens laten afweten.

Hook echo

Bij regen- of onweersbuien die om een eigen kern draaien (supercells genaamd) is op de neerslagradar een haakvormig aanhangsel te zien. Dit is de as waar de roterende luchtkolom omheen draait. De neerslag krijgt de neiging om eveneens rond die kern te draaien, waardoor je een haakvormig patroon te zien krijgt. Het is op deze plaats dat zich tornado’s kunnen ontwikkelen, wat gelukkig niet altijd gebeurt.

Infracloud

Dit heeft bij een onweer betrekking op bliksemontladingen die zich binnenin de wolk voordoen. Ze zijn hierdoor grotendeels onzichtbaar, waarbij men bij duister weer of 's nachts enkel de lichtflitsen kan zien.


Insolatie

Instraling door de zon, wat ertoe kan leiden dat de onderste luchtlagen sterk opwarmen.

Inversie

In normale omstandigheden daalt de temperatuur met de hoogte. Wanneer warme lucht over koude lucht schuift, is de situatie echter omgekeerd en stijgt de temperatuur met de hoogte. Inversie is afgeleid van 'inversed', wat Engels is voor 'omgekeerd'. Een inversie zorgt in de winter vaak voor grijs en kil weer, doordat de onderste paar honderd meter van de atmosfeer afkoelen en condenseren tot laaghangende Stratusbewolking. Doordat deze lucht zwaarder weegt dan de warmere lucht erboven, en deze warme lucht overdag nog wordt bijgewarmd door de zon die op de Stratusbewolking weerkaatst, houdt deze situatie zichzelf in stand. Hierdoor kan een inversie dagen of wekenlang aanhouden als de atmosfeer niet wordt gemengd door een voorbijtrekkende depressie. Het is net om deze reden dat hoge luchtdruk tijdens de winter dikwijls slecht weer brengt, en veel barometers op de vuilnisbelt eindigen.

Jetstreak

In tegenstelling tot wat de meeste mensen geloven, is de Straalstroom geen aaneengesloten band die zich met constante snelheden rond de Aarde slingert. Ze bestaat uit afzonderlijke windvelden die elkaar opvolgen als parels in een ketting. Een dergelijk windveld wordt jetstreak genoemd. Wanneer je zo'n windveld stroomafwaarts volgt, merk je dat de wind aan het uiteinde de neiging heeft om naar links af te draaien aan de linkerkant, en naar rechts aan de rechterkant. Hierdoor ontstaan er aan de linkerkant draaiende bewegingen die tegen de wijzers van de klok ingaan, net als in een lagedrukgebied. Deze maken de atmosfeer dus onstabiel, waardoor er in deze zone gemakkelijk stevige buien kunnen ontstaan met onweer, hagel en rukwinden. In meteorologische kringen wordt dit de 'linkeruitgang van een jetstreak' genoemd. Aan de rechteruitgang van de jetstreak krijg je draaiende bewegingen die met de wijzers van de klok meegaan en dus met de stroming rond een hogedrukgebied overeenkomen. De atmosfeer is daar veel rustiger en stabieler dan aan de linkeruitgang. Hierdoor is het voor weersvoorspellers heel belangrijk om de exacte positie van zo'n jetstreak te kunnen berekenen, wat in de praktijk wel eens mis loopt.

Koufront

Voorste begrenzing van een koelere luchtmassa. Het front wordt getekend waar de scheidingslijn tussen beide luchtsoorten de grond raakt. Doordat koude lucht zwaarder weegt, wordt de warme lucht aan de voorzijde ervan omhoog getild. Dit resulteert in wolken die zich vertikaal ontwikkelen en aanleiding geven tot relatief korte maar soms hevige buien. Deze kunnen gepaard gaan met hagel, onweer en rukwinden. Meestal volgt achter het koufront een zone met brede opklaringen, waarna een aantal afzonderlijke buien optreden.

Krimpen (windrichting)

Hiermee wordt het draaien van de wind tegen de wijzers van de klok in bedoeld, bijvoorbeeld een westenwind die naar het zuidwesten krimpt.

Leftmover

Een onweersbui die zich tegenover de windrichting naar links verplaatst. (zie ook: splitting)



Lifting

Ook wel Lifted Index (LI) genoemd. Dit is het temperatuursverschil tussen een stijgende luchtmassa en de omgevingslucht. Als deze waarde positief is, wil dat zeggen dat de luchtmassa kouder is dan de omgeving zodat ze weer gaat dalen. De atmosfeer is dan stabiel waardoor buien of onweer onwaarschijnlijk zijn. Bij een negatieve waarde is de luchtmassa warmer en zal hij verder stijgen, zodat de wolken goed kunnen uitgroeien tot buien of onweer. Om de buien op gang te brengen is er echter een 'trigger' nodig zoals een koufront, convergentielijn of sterke zonne- instraling.

MCS

Mesoscale Convective System: dit is een complex van onweersbuien die zich op een grotere schaal dan de afzonderlijke buien hebben georganiseerd. Dergelijke systemen kunnen zichzelf urenlang in stand houden, en kunnen van bovenaf gezien een rond of lijnvormig uiterlijk hebben. Verschillende onweerssystemen worden onder deze benaming gebracht, waaronder tropische cyclonen maar ook de buienlijnen die zich langs een koufront vormen. In onze streken is het zogenaamde MCC (mesoscaled convective complex) van belang. Dit zijn zware onweerssystemen die de volledige Benelux kunnen bedekken, en zich als een klein lagedrukgebiedje gedragen waar de wind tegen de wijzers van de klok rond draait. Deze vormen zich aan de voorzijde van een koufront, en beginnen zich gewoonlijk aan het eind van de namiddag te ontwikkelen uit afzonderlijke onweersbuien. Gedurende de nacht organiseren ze zich tot bovengenoemd systeem, welke gewoonlijk tegen zonsopgang van de volgende dag weer uitdooft. Vooral in het beginstadium is zo'n systeem erg actief, daarna heeft het de neiging om over te gaan in een regengebied waaruit af en toe nog een verdwaalde bliksemflits te zien is. Op de satellietbeelden is een MCC goed zichtbaar als een enigszins ovale, helwitte vlek.

Moondog

Dit is een gekleurde lichtplek die links en/of rechts van de maan te zien is, op exact dezelfde hoogte boven de horizon. Ze wordt veroorzaakt door ijskristallen in Cirrusbewolking. Niet elke Cirruswolk levert echter moondogs op, omdat de ijskristallen een bepaalde vorm en oriëntatie moeten hebben. Het doet zich enkel voor bij een lage maanstand (45 graden, waarbij je schaduw dus minstens even groot is als jezelf), dus het heeft weinig zin om naar moondogs te speuren als de maan hoog aan de hemel staat. Als ze er zijn, bevinden ze zich ongeveer 23 graden van de maanschijf. Een rustige atmosfeer levert meestal helderdere moondogs op. Overdag kan er zich een gelijkaardig verschijnsel voordoen bij de zon, wat een bijzon of sundog wordt genoemd.

Multicell

Deze onweersbuien bestaan uit meerdere buienwolken, en zijn in onze streken het meest voorkomende type onweer. De stijgende luchtstroom wordt door de wind op grote hoogte weggevoerd, waardoor de dalende luchtstroom iets verderop neerkomt en er de warme lucht omhoog duwt. Hierdoor ontstaat er naast de oorspronkelijke bui een tweede exemplaar. Deze zal op dezelfde manier een derde onweersbui doen ontstaan zodat er een hele groep onweersbuien tot ontwikkeling komt. De jongste onweerscellen bevinden zich in onze streken gewoonlijk aan de zuidwestelijke kant van deze groep terwijl de oudere, afstervende cellen in het noordoosten zitten. Bij het overtrekken van dergelijke onweders is het voorbijkomen van iedere afzonderlijke cel merkbaar aan de neerslag die het ene moment licht is, dan weer zwaarder enzoverder. De afzonderlijke buienwolken sterven meestal na ongeveer een uur af, maar het hele systeem kan zichzelf vele uren in stand houden.

NOGAPS

US Navy's Operational Global Atmospheric Prediction System: een wiskundig model dat de huidige weerkundige condities en waarnemingen als invoer gebruikt, om daaruit voorspellingen te maken voor de toekomst. De resultaten worden weergegeven als kaarten, tabellen en grafieken waarvan de betrouwbaarheid na een week sterk terugloopt.


Occlusie

Een koufront verplaatst zich meestal sneller dan een warmtefront, waardoor beide fronten elkaar op een gegeven moment inhalen. Je krijgt dan één enkel front (de occlusie) dat langs de voorzijde de eigenschappen van een warmtefront heeft, en die van een koufront aan de achterzijde. De warme lucht zit tussen beide fronten gekneld waardoor deze niet langer de grond raakt. Als de koude lucht aan de voorzijde van het front warmer is dan de koude lucht erachter, wordt deze opgetild en krijg je een koufront- occlusie. In het omgekeerde geval schuift de nieuwe luchtsoort over de oude heen, en krijg je een warmtefront- occlusie. Het weersverloop is hierbij meestal rustiger (gewone regen of sneeuw) dan bij een koufront occlusie, welke dikwijls buiige neerslag oplevert met hagel, onweer of rukwinden.

Omegablokkade

Dit is een hogedrukgebied dat zich uitstrekt richting de poolstreken, en aan de onderzijde geflankeerd wordt door twee lagedrukgebieden. Op deze manier krijgt hij de vorm van de Griekse letter omega, die sterk op een hoefijzer lijkt. Afhankelijk van de positie van het hoog en het seizoen waarin het voorkomt kan dit bij ons verschillende weertypes opleveren die voor een langere tijd aanhouden. Zowel aanhoudende regen met wateroverlast, als een eindeloos lijkende droogteperiode zijn mogelijk, net als tropisch warm weer of bijtende vrieskou. Een omegablokkade kan overgaan in een afgesnoerd hogedrukgebied dat de stroming langdurig geblokkeerd houdt, maar het kan ook meteen weer wegzakken naar het zuiden, zodat er terug een zonale stroming op gang komt waarin depressies en bijhorende regenzones en droge perioden elkaar snel afwisselen.

Optische verschijnselen

Dit zijn alle lichteffecten die ontstaan door afbuiging, breking of weerkaatsing van licht op regendruppels of ijskristallen. De meest bekende is de regenboog, wat opmerkelijk is aangezien een regenboog erg zeldzaam is in vergelijking met halo's en bijzonnen. Deze zijn in onze streken immers om de 2 of 3 dagen zichtbaar. Vermoedelijk komt dit doordat je in de richting van de zon moet kijken om ze te kunnen zien, wat de meeste mensen nooit doen. Kijk echter nooit rechtstreeks in de zon indien je de hemel op dergelijke verschijnselen afspeurt!


Outflow

De koude luchtstroom die een regen- of onweersbui verlaat. (Zie ook downdraft)


Postfrontaal

Dit heeft betrekking op de verschijnselen die zich na de passage van een front voordoen. Dalende luchtbewegingen zorgen vlak na een koufront bijvoorbeeld voor een tijdelijke weersverbetering (post frontale opklaringen) terwijl de koudere bovenluchten korte tijd later voor de post- frontale buitjes zorgen

Prefrontaal

Dit heeft betrekking op de verschijnselen die zich vóór de passage van een front voordoen. Zo zijn er bijvoorbeeld prefrontale opklaringen die kort voor de doortocht van een warmtefront opduiken, doordat de stijgende luchtbewegingen laaghangende bewolking of mist doen oplossen. De waarnemer denkt dan ten onrechte dat er een periode van mooi weer zit aan te komen, om enkele uren later flink teleurgesteld te worden (typische wintersituatie). Prefrontale buien ontstaan dan weer voordat het eigenlijke koufront haar doortocht maakt, doordat de stijgende luchtbewegingen reeds hun invloed laten gelden.

Pyrocumulus

Dit zijn stapelwolken die worden gevormd door de stijgende luchtstromen boven een brandhaard of andere kunstmatige warmtebron. In onze streken worden ze soms boven de koeltorens van kerncentrales en dergelijke gevormd. Let op: de rookwolk die uit zo'n koeltoren opstijgt, is géén pyrocumulus. Er moet sprake zijn van een afzonderlijke bloemkoolvormige wolk, met een vlakke basis en een verticale ontwikkeling. In extreme gevallen kan zo'n pyrocumulus uitgroeien tot een bui, al dan niet met onweer.

Rightmover

Een onweersbui die zich tegenover de windrichting naar rechts verplaatst. (zie ook: splitting)

Rolwolk

Dit is een laaghangende, horizontaal cilindervormige wolk die zich aan de voorzijde van een onweers- of buienwolk bevindt. Ze ontstaat doordat de koude lucht die uit de buienwolk stroomt, in contact komt met de warme omgevingslucht. Doordat de lucht er met hoge snelheid onderdoor stroomt (rukwinden!) terwijl de warme lucht erboven slechts een lage snelheid heeft, gaat de rolwolk op de scheiding tussen beide luchtsoorten om haar eigen as draaien, vandaar de naam dus. In tegenstelling tot een shelfcloud is ze niet met de buienwolk verbonden.

Ruimen (windrichting)

Hiermee wordt het draaien van de wind met de wijzers van de klok mee bedoeld, bijvoorbeeld een westenwind die naar het noordwesten ruimt.

SAFIR

Système d’Alerte Foudre par. Interférométrie Radioélectrique: dit is een bliksemdetectiesysteem dat ontladingen en blikseminslagen in kaart brengt. Het Belgische detectiesysteem werkt met vier radiomasten die elk op een andere locatie staan. Een bliksemontlading geeft immers een radiosignaal af dat op de middengolf hoorbaar is als gekraak. Dit signaal wordt door deze masten opgevangen, waarbij de afstand en de richting door elke mast wordt gemeten. Op deze manier kan het SAFIR systeem berekenen waar de ontlading heeft plaatsgevonden, en deze aanduiden op een kaart. Dit levert zogenaamde bliksemkaarten op waarbij men kan zien of een bui onweer heeft voortgebracht, wanneer men deze kaarten over een neerslagkaart of een satellietfoto die op hetzelfde moment is gemaakt, legt.

Schaduw van Engeland

Zie ook: buienschaduw

Shelfcloud

Dit zijn indrukwekkende/angstaanjagende wolkenformaties die ontstaan aan de voorzijde van zware onweersbuien. Ze ontstaan door valwinden die koude lucht uit het bovenste gedeelte van de bui naar beneden brengen. Doordat deze de warmere omgevingslucht optillen, condenseert deze en ontstaat er een overhellende wolkenmuur die rechtstreeks met de buienwolk is verbonden. Deze muur lijkt uit evenwijdige laagjes te zijn opgebouwd (vandaar de naam shelf, welke verwijst naar de schappen van een winkelrek). De dalende luchtstroom die deze wolk veroorzaakt, zorgt voor flinke rukwinden die soms tot 150 km/h kunnen oplopen. Doordat het onweer de lucht naar zich toe zuigt en de windsnelheid dus opheft, blijft het meestal echter verrassend rustig of zelfs windstil tot op het moment dat de shelfcloud bijna pal boven de waarnemer hangt.

Single cell

Dit zijn onweersbuien die uit één afzonderlijke buienwolk bestaan. Ze ontstaan in een rustige atmosfeer waar weinig windschering is, waardoor de dalende koude luchtstroom die met de neerslag meekomt, de warme stijgstroom die de bui voedt afsnijdt. De buien houden hierdoor slechts een half uurtje stand. De uitstromende koude lucht kan de warme lucht echter optillen waardoor er een nieuwe buienwolk ontstaat, die op haar beurt een dalende luchtstroom zal veroorzaken. De onweersactiviteit zal hierdoor met tussenpozen heropleven waardoor er ook wel van een pulse storm wordt gesproken. Dit type onweer komt vooral in de buurt van de evenaar voor, maar het kan in uitzonderlijke gevallen ook in onze streken opduiken.

Spanish plume

Dit is een tong van warme en vochtige lucht die zich aan de voorzijde van een trog of koufront bevindt. De lucht is hier zeer onstabiel omdat hij door het naderende front wordt gedwongen om op te stijgen, wat in flinke onweersbuien resulteert. De benaming heeft te maken met het feit dat deze lucht vanuit Spanje wordt aangevoerd. Tijdens de zomer krijgen we in onze streken erg vaak met een Spanish plume te maken.

Splitfront

Hierbij kan men in een kou- of warmtefront twee afzonderlijke wolkenbanden onderscheiden, wat een gevolg is van twee verschillende luchtsoorten die over het front heen glijden. Deze situatie heeft veel weg van een occlusiefront, waar echter geen sprake van is aangezien het koufront het warmtefront in dit geval nog niet heeft ingehaald.

Splitting

Bij supercells (buien die rond een eigen kern draaien) gebeurt het soms dat er twee afzonderlijke stijgstromen ontstaan, die beiden in tegengestelde richting draaien. Hierdoor splitst de bui zich in twee, waarbij de combinatie van draairichting, windsnelheid- en richting op grotere hoogte ervoor zorgt dat de ene bui naar links afbuigt en de andere naar rechts. Dit wordt dan een rightmover en een leftmover genoemd.

Squall

Dit is een reeks (zware) onweersbuien die zich in een lijn hebben gegroepeerd, gewoonlijk langs een koufront of een convergentielijn. Net als multicells komt dit soort onweer in onze streken vaak voor. Een squall kan behoorlijk wat schade aanrichten door valwinden, hagel en wateroverlast, maar de impact ervan is sterk afhankelijk van het tijdstip van de dag. Als een dergelijke lijn 's ochtends vroeg voorbijtrekt, blijft het meestal beperkt tot licht onweer of gewone regenbuien, terwijl een passage omstreeks 16H in de namiddag het gevaarlijkst is. De temperatuursverschillen aan beide zijden van de lijn bepalen eveneens voor een groot stuk de activiteit ervan.

Subsidentie

Dit is een dalende beweging, die in de weerkunde betrekking heeft op luchtmassa's die in een hogedrukgebied naar beneden zakken. Subsidentie- inversie is een verschijnsel waarbij de dalende luchtbeweging de lucht samenperst, waardoor deze opwarmt terwijl de onderste luchtlaag afkoelt doordat de bodem haar warmte via uitstraling verliest. Als deze vocht bevat, condenseert dit waardoor er mist of laaghangende Stratusbewolking ontstaat (gebeurt dikwijls in de winter).

Supercel

Dit zijn buienwolken die rond een eigen as draaien. Hierdoor wordt de stijgende luchtstroom die de bui met warmte en vocht voedt, van de koude, dalende luchtstroom gescheiden. Het gevolg hiervan is dat de bui zichzelf urenlang in stand kan houden. Het wordt een supercel genoemd doordat hij in levensduur superieur is aan alle andere onweersvormen, maar de buienwolk hoeft daarom zeker geen extreme afmetingen te hebben. Soms komt het zelfs voor dat een supercel volledig onweersvrij blijft. In Noord- Amerika zijn het echter de meest geduchte onweersbuien, die er jaarlijks van april tot juli allesvernietigende tornado's kunnen voortbrengen. Grote hagelstenen komen eveneens dikwijls voor, net als felle rukwinden (downburst) en wateroverlast. Er zijn verschillende soorten supercells: zo zijn er de HP (heavy precipitation) supercells, die veel regen voortbrengen waardoor hun bijzondere vorm en structuur helaas achter neerslaggordijnen verborgen blijft, LP (Low precipitation) supercells die de meest indrukwekkende foto's en video's opleveren, en low topped supercells, de miniatuurvariant die op 1 oktober 2006 en 5 februari 2008 in Malderen te zien was. De memorabele onweersdag van 6 juni 1998 was een typische HP- supercel, terwijl de LP- variant voor zover bekend nog nooit in België werd waargenomen.

T850

De temperatuur die wordt gemeten op een hoogte waar de luchtdruk gelijk is aan 850 hPa. In normale omstandigheden is dit 1457 meter boven zeeniveau. De temperatuur is op deze hoogte minder onderhevig aan schommelingen tussen dag en nacht, terwijl de invloed van opwarmende landmassa's grotendeels wegvalt. Hierdoor spelen de T850 waarden een belangrijke rol in de weersvoorspellingen. Merk op dat de T850 soms tot ruim tien graden boven nul stijgt terwijl het op de begane grond streng vriest. Er wordt dan van een inversie gesproken, en dit maakt dat deze waarden niet alles zeggen over het locale weerbeeld.

T500

De temperatuur die wordt gemeten op een hoogte waar de luchtdruk gelijk is aan 500 hPa, wat overeenkomt met 5574 meter boven zeeniveau in normale omstandigheden. De T500- waarden geven een goed beeld over de stabiliteit van de atmosfeer, omdat lage bovenluchttemperaturen in combinatie met hoge temperaturen aan de grond of op het T850 niveau aanleiding geven tot stijgende luchtbewegingen. Een zone met lage T500 waarden wordt ook wel koudeput genoemd, en gaat meestal gepaard met erg grillig weer waarin buien en onweer kunnen ontstaan.

Trog

Langwerpige zone met stijgende luchtbewegingen, welke gepaard gaan met buien of continue regen. Dikwijls gaan ze een nog koelere luchtsoort vooraf als het koufront reeds is voorbijgetrokken, waardoor ze ook wel eens een secundair koufront genoemd worden. Ze zijn echter niet rechtstreeks met een frontale depressie verbonden, wat hen van een koufront onderscheidt.

Tuineffect

Wanneer men metingen doet met een eigen weerstation in de achtertuin, kan het zijn dat deze sterk gaan afwijken. Dit is vooral zo bij beschutte achtertuinen waar het in de zon flink kan opwarmen, terwijl de aanwezigheid van gebouwen, bestrating en tuinmeubilair voor extra warmteaccumulatie kan zorgen, zeker wanneer deze een donkere kleur hebben. De afwijking die hierdoor in de metingen ontstaat, wordt het tuineffect genoemd. Vooral tijdens de zomer kan dit op zonnige en windstille dagen voor een probleem zorgen.

Updraft

De opstijgende, (relatief) warme en vochtige luchtstroom die een (onweers)bui voedt, wordt een updraft genoemd. Het vocht zal bij het opstijgen condenseren, waardoor er extra warmte vrijkomt en de luchtmassa verder kan opstijgen. Doordat er nieuwe lucht in de plaats moet komen, ontstaat er een onderdruk die nieuwe lucht aanzuigt en zo de updraft in stand houdt. Dit aanzuigeffect zorgt ervoor dat de heersende winden aan de voorzijde van de bui worden opgeheven, en verklaart meteen de opvallende windstiltes, die vlak voor de bui arriveert optreden.

Vore

Zie ook: trog

Vorticiteit

Hiermee wordt de roterende (draaiende) beweging van luchtmassa's bedoeld. Op het noordelijk halfrond wordt een draaiende beweging die met de wijzers van de klok meegaat, negatieve vorticiteit genoemd. Wanneer de lucht tegen de wijzers van de klok in draait, wordt er van positieve vorticiteit gesproken. Deze bewegingen hebben een grote invloed op de stabiliteit van de atmosfeer, waardoor ze in een weersanalyse erg belangrijk kunnen zijn. Positieve vorticiteit is dikwijls bevorderlijk voor buien om zich verder te kunnen ontwikkelen.


Warmtefront

Voorste begrenzing van een warmere luchtmassa. Het front wordt getekend waar de scheidingslijn tussen beide luchtsoorten de grond raakt. Doordat warme lucht lichter is dan koude lucht, schuift deze over de koude lucht heen, waardoor de hogere luchtlagen reeds tientallen of honderden kilometers voor het front uit opwarmen. Dit resulteert in een licht hellend scheidingsvlak dat meestal gepaard gaat met sluierwolken die geleidelijk dikker worden naarmate het eigenlijke front dichterbij komt. In de Benelux brengt dit meestal continue, langdurige regen die tijdens de passage van het front overgaat in motregen, gevolgd door warm en zonnig weer in de zomer en saai, grijs weer tijdens de winter. Tijdens de winter kan dit soms leiden tot sneeuw die overgaat in ijzel en regen, of nog meer sneeuw als de lucht achter het front niet te warm is.

Windschering (shear)

Dit is het veranderen van de windrichting of snelheid met de hoogte. Deze verandering kan men met ballonoplatingen (soundings) en satellietanalyses vaststellen, maar soms is hij ook met het blote oog zichtbaar. Bij een naderend warmtefront zie je bijvoorbeeld laaghangende Cumuluswolken van links naar rechts bewegen als je in de richting van het front kijkt, terwijl de hoge vederwolkjes net van rechts naar links bewegen. Windschering kan in bepaalde gevallen tot zware en langdurige buien leiden, doordat de koude dalende luchtstroom die de bui na korte tijd doet uitdoven, er netjes door wordt afgevoerd. D- shear is het veranderen van de windrichting met de hoogte (D van Direction), en V- shear is het veranderen van de windsnelheid met de hoogte (V van Velocity)

Tripelpunt

Bij een frontale depressie wordt de plaats waar het warmtefront, koufront en de occlusie bij elkaar komen het tripelpunt genoemd.

Zeewindfront

Tijdens de zomer kan er een zeebries ontstaan, wanneer het binnenland sterk opwarmt en de opstijgende warme lucht voor een onderdruk gaat zorgen. De voorste begrenzing van de koele zeelucht die dan het land wordt ingezogen, gaat zich als een koufront gedragen, waardoor we van een zeewindfront spreken. Soms ontstaan er boven een dergelijk front stapelwolken die het front duidelijk markeren. In zeldzame gevallen kunnen hierop buien ontstaan.

Lees mijn Flashbacks ook op https://weerdagboek.blogspot.com en krijg toegang tot mijn recentste verslagjes, voorzien van sfeerbeelden en wolkenfoto's

Woordenlijst voor weerkalender   ( 702)
Hendrik (Londerzeel-B) ( 7m) -- 10-07-2009 21:21
Erg handig die woordenlijst 🙂   ( 351)
Bart(Doetinchem) -- 10-07-2009 22:55
Boek: "het weer van a tot z"   ( 388)
Wilber (Ulft) -- 10-07-2009 23:20
Re : Woordenlijst voor weerkalender   ( 269)
Bart (Wageningen) -- 11-07-2009 12:00
Re : Woordenlijst voor weerkalender   ( 282)
Hendrik (Londerzeel-B) ( 7m) -- 11-07-2009 21:17