"1947-1958
Op 15 augustus 1947 werd het weerstation op het voormalige vliegveld bij West-Souburg in gebruik genomen. De waarnemers werden gehuisvest in een nissenhut. Spoedig bleek dat het klimaat op het voormalige vliegveld sterk afweek van dat aan de kust. De maximumtemperaturen waren vaak iets hoger, maar vooral de minimumtemperaturen vielen lager uit dan vlak aan zee. De windsnelheid was beduidend lager, wat later nog verergde toen op de dijk langs het Kanaal door Walcheren bomen werden geplant. Op het laaggelegen terrein kwam vaak laaghangende mist, ook wel slootmist, genoemd voor, een verschijnsel dat aan zee nooit werd waargenomen.
Inmiddels kregen de observatoren ook als taak het uurlijkse weerrapport van het lichtschip Noord-Hinder door te geven. Alleen tussen 1 en 4 uur in de nacht kon de waarnemer zich te ruste leggen. Het aantal waarnemers steeg tot vier, vanuit De Bilt moest regelmatig gedetacheerd worden. Inmiddels zag het KNMI uit naar een betere plaats voor het weerstation, waarbij de klimatologen beslist terug wilden naar het Eiland. Toen in 1953 de nieuwe zeesluizen gereed waren werd deze mogelijkheid weer serieus onderzocht.
In 1956 werd een begin gemaakt met de bouw van een nieuw weerstation met dienstwoning voor de Hoofdobservator op de kop van het Eiland. Op 30 april 1958 konden de waarnemingen op die plek beginnen en met een zucht van verlichting verlieten de observatoren de nissenhut waar het of gloeiend heet of steenkoud was."
Dat op 2-3 km van de huidige meetstek.
Quote selectie