In het ECMWF model wordt de inklinking berekend door middel van de absolute waterinhoud van de sneeuw en de dichtheid (volume is immers massa / dichtheid). Ik doe een schatting:
Bijvoorbeeld in Lelystad lag 14 cm bij het vliegveld, de omgesmolten hoeveelheid regen van die sneeuw was echter 7 mm. Dit suggereert een zeer geringe dichtheid van 50 kg/m³.
Volgens de methode die ECMWF hanteert, is de dichtheid na 24 uur al opgelopen tot 98 kg/m³. Dat betekent dat, verdamping/sublimatie even buiten beschouwing gelaten, het sneeuwdek van 14 cm inklinkt naar 7,2 cm! Op dag 3 is het sneeuwdek nog 5,4 cm, op dag 4 zo'n 4,1 cm. De sneeuw heeft dan een dichtheid van 170 kg/m³.
Hoe zit dat nu met de isolerende werking van sneeuw? De geleiding van warmte door de sneeuw is een functie van dikte van de sneeuwlaag en het geleidingsvermogen (dat afhangt van de dichtheid). In het ECMWF model zie je dat bij toenemende dichtheid het geleidingsvermogen toeneemt (zie
hier, vergelijking 7.33).
Dat betekent dat bij het inklinken van de sneeuw uiteindelijk het geleidingsvermogen dat van ijs gaat benaderen (en die is veel groter dan lucht). Op dag 5 is de isolerende werking, thermisch gezien, nog maar 15% ten aanzien van dag 0. Slotsom: na een paar dagen inklinken kan het ijs geleidelijk weer gaan groeien.
Het grote probleem is natuurlijk dat de hoeveelheid en dichtheid van sneeuw heel sterk van plek tot plek verschilt. Bovendien wordt inklinkende sneeuw uiteindelijk dus bijna ijs. Allebei zijn voor schaatsen erg vervelend. Het ijs krijgt een zeer onregelmatige structuur met sterk wisselende kwaliteit.
Gr. Ben
Quote selectie