Het is niet de krimping of ruiming van de wind die bepaalt of er positieve SRH voor rightmovers aanwezig is. Het is namelijk de kromming van het hodogram die dat bepaalt, in combinatie met natuurlijk de trekrichting en -snelheid van de rightmover (het is de
storm-relatieve heliciteit).
Als het hodogram in de inflow-laag van een bui met toenemende hoogte anticyclonaal gekromd is, dan is dat in het voordeel van rightmovers, en als het hodogram cyclonaal gekromd is dan werkt dat leftmovers in de hand.
Om dat wat beter te kunnen begrijpen, kun je denk ik het beste een artikel van Alwin Haklander uit 2009 lezen, waarin hij heel goed uitlegt hoe een hodogram werkt, wat storm-relatieve heliciteit en hoe je kunt visualiseren hoe dat werkt. Dit is de link ernaar:
http://weerwoord.be/includes/wiki.php?get=1017913&p=3
De reden dat (rightmoving) supercells in werkelijkheid meestal voorkomen bij een ruimende wind met de hoogte, is dat een krimpende wind met de hoogte over het algemeen gepaard gaat met koude-advectie aan de grond, wat de vorming van stevige buien natuurlijk tegenwerkt. Als de grondwind echter slechts zwak is, dan is dat een minder groot probleem en maken de gebieden die verder van zee liggen soms toch een kans op convectie vanaf de grond, die in veel gevallen nodig is om supercells te laten ontwikkelen (maar supercells kunnen soms ook vanaf middelbaar niveau gevoed worden, als de SRH in de inflow-laag maar hoog genoeg is). Hier in Nederland liggen het zuidoosten en oosten het verst van de zee, en die maken in dit soort situaties dan ook de grootste kans op convectie vanaf de grond.
Quote selectie