Ik loop sinds een aantal jaren al met een aantal fundamentele vragen over klimatologie rond, waar ik zelf het antwoord niet op heb kunnen vinden. Ook heb ik ze niemand zien stellen en omdat ik niet verwacht dat daar snel verandering in komt stel ik ze bij deze zelf:
- Wat is theoretisch het verschil tussen de globale straling van de langste en de kortste dag, voor het midden van het land, zeg De Bilt, absoluut en in procenten? In de praktijk komen hierbij nog andere factoren om de hoek kijken, zoals het verschil in strijklengte van de zon, door de atmosfeer. Mij gaat het in de eerste plaats om het wiskundig bepaalbare verschil.
- Wat is het grootste verschil - procentueel een absoluut - tussen de globale straling in de zomer en die in de winter, als gevolg van de veranderde positie van de aarde ten opzichte van de zon? In de zomer staat de aarde verder weg van de zon dan in de winter en ontvangt daardoor minder straling, wat is hiervan het effect?
- Wat is het verschil in de netto straling als gevolg van de gemeten toename van de CO2, sinds 1959? Anders geformuleerd: hoeveel Watt per vierkante meter extra blijft globaal gezien gevangen in de atmosfeer, bij de toename van 315 ppm in 1959 naar 404 ppm nu? Lokaal en per seizoen zijn er natuurlijk verschillen in CO2, maar voor de gedachtenbepaling extrapoleer ik de waarde naar de hele aarde. Interessant is natuurlijk ook het verschil tussen 1800 (281 geschat) en nu (bron CO2 wiki).
Quote selectie