Het IPCC komt tot een marge van 1,5 tot 4,5 graden voor de evenwichtsgevoeligheid op basis van een consensus tussen waarnemingen en modellen. Het is geen nattevingerwerk maar een wiskundige doorsnee van de waarschijnlijkheidscurven die beide lijnen van bewijs opleveren. De best scorende modellen worden zwaarder gewogen dan de modellen die slecht scoren. De daadwerkelijke opwarming die volgt, is afhankelijk van de verwachte toename van CO2 en andere broeikasgassen, in het aankomende IPCC rapport voor het eerst ook verrekend met mitigerende maatregelen (bijv. CO2 opslag of zonnereflectieschermen).
Wat de modellen betreft: die scoren goed op het punt van stijging van oppervlaktetemperatuur. De ruimtelijke verdeling en evolutie van de opwarming (tijdsverloop over de laatste eeuwen) zit ook aardig goed. Als we gaan kijken naar details dan is er wel veel afwijking te vinden. Zo is de balans tussen neerslag en verdamping modiaal goed, maar regionaal fout. Zeeijsafsmelt wordt sterk onderschat. De toename van dagen met extreme hitte is te gering in de modellen en de afname van ijskoude dagen evenzo. Kort gezegd komen de waargenomen veranderingen in extremen nog te weinig uit de modellen. Dit maakt het ook moeilijk om te zeggen wat ons te wachten staat bij, zeg, 2 of 4 graden opwarming.
Alle onderdelen van klimaatmodellen worden continu aangepast naar laatste inzichtingen. Zelfs in de basis van infraroodabsorptie wordt geregeld nog gesleuteld. Dankzij zeer hoge resolutie spectrofotometrie, waarmee de daadwerkelijke CO2-absorptie wordt gemeten, kan dit nog verder worden verfijnd. De ontwikkeling van de modellen gaat gestaag door en harder dan menigeen vermoed. Ze zijn ook complexer dan je voor mogelijk zou houden.
Groeten, Ben