De uitstraling van buientoppen heeft een verwaarloosbaar klein effect op de luchtstroming rondom de top van een bui. Zelfs al zou er een significante invloed zijn aldaar, dan staat dat nog los van convergentie aan de grond. Dat is belangrijker voor buienvorming dan convergentie hoger in de atmosfeer (bovenin zou ik zelfs liever divergentie zien). Verder snap ik de volgorde die je beschrijft helemaal niet: de bovenlucht koelt harder af dan aan weerszijden (ik zeg: dat is nihil), daardoor ontstaan nieuwe buien en dát veroorzaakt weer een versterkt convergerend stromingspatroon? Dat mag je dan even helemaal uittekenen wat ik kan dat fysisch niet meer volgen.
Maar, wat ik me wel kan voorstellen, is dat je wellicht het effect van outflow boundaries bedoelt die nieuwe buien triggeren. De koude outflow van een bui kan voor danige thermische contrasten zorgen dat zich een soort frontje vormt (outflow boundary) waarlangs weer lucht kan opstijgen en dus nieuwe buien kunnen ontstaan.
Gr. Ben
Quote selectie