Gelukkig is hier een relatief eenvoudig antwoord mogelijk. De hoogte van het 500 hPa-vlak is afhankelijk van de luchtdruk aan de grond, en vervolgens de gemiddelde temperatuur van de hele luchtlaag tot 500 hPa. Koude lucht heeft een hogere dichtheid dan warme, en dat betekent dat het volume lager is. Oftewel, in de verticaal bekeken, de dikte van een luchtlaag is kleiner als die laag koud is. Als de hele atmosfeer dus warm is, of pas vanaf een bepaalde hoogte, dan komt het 500 hPa-vlak hoog te liggen, ten opzichte van de luchtdruk aan de grond. Daarom zoeken warmteliefhebbers naar de 'rode puist' op de 500 hPa-kaarten, want dat betekent dat het aan de grond ook wel eens warm kan zijn. Dat is niet altijd het geval trouwens, daar kun je je wel eens op verkijken, en dat moet dan ook weer uitgelegd worden.
Dit is de basis; er kan nog wel wat meer over gezegd worden, of zelfs veel meer, maar dan wordt het al gauw een stuk ingewikkelder. Het gaat dan bijvoorbeeld over de verschillen tussen de grondwind en de wind op grotere hoogte.